Molenstichting Goeree-Overflakkee

De Molenstichting Goeree-Overflakkee is opgericht in 1988 door de 4 eilandelijke gemeenten. U kunt op Goeree-Overflakkee nog 12 windkorenmolens vinden. Van deze 12 molens is een molen in Ouddorp particulier bezit. De resterende molens zijn in bezit van de Stichting Tot Behoud Der Molens op Goeree-Overflakkee, kortweg Molenstichting Goeree-Overflakkee genoemd.

Restauratie en regelmatig onderhoud zijn van essentieel belang voor het voortbestaan van de molens en ook het regelmatig draaien zorgt er voor dat kleine gebreken bijtijds worden opgemerkt en verholpen. Behalve een goede technische staat is er nog een belangrijke voorwaarde voor het in stand houden van de molen. Een goede ‘molenbiotoop’ een vrije plaats zonder belemmering door gebouwen en bomen, garandeert een vrije windvang door de molen.

Brengt u eens een bezoek aan de molens op Goeree-Overflakkee. Als de molen draait – vaak op zaterdag – en de Blauwe Wimpel uithangt, heet de molenaar u van harte welkom en geeft u graag uitleg over ‘zijn’ molen.

De stichting organiseert jaarlijks een aantal bijzondere activiteiten waarbij de molens centraal staan. 2e zaterdag in mei (Nationale Molen- en Gemalendag), 2e zaterdag in juli (Molendag Goeree-Overflakkee), 2e zaterdag in september (Nationale Monumentendag.

Geschiedenis

In de twaalfde eeuw verschenen de eerste windmolens in ons land. Deze molens waren korenmolens en aanvankelijk alleen in bezit van adel en geestelijkheid. In plaats van mens-, dier- of waterkracht werd nu ook de wind een bruikbare energiebron.

De eerste windmolens waren geheel van hout gemaakt. Zo’n “standerdmolen” bestond uit een zware verticale houten as, de standerd. Deze werd rechtop gehouden door zijsteunen. Om de bovenkant van deze standerd draaide het houten boven- huis. De as met wieken en de maalstenen bevonden zich hierin. Deze molens stonden behalve op het platteland ook op de verdedigingswerken bij grote steden. In tijden van oorlog kon deze kwetsbare constructie snel uit elkaar gehaald worden. Als het gevaar geweken was werden de molens weer opgebouwd. Ook als een stad groeide, konden de molens naar nieuwe bastions verplaatst worden.

Met deze molens werd het koren gemalen. In Nederland zijn nog zo’n 50 exemplaren van dit type molen te vinden. Later verscheen ook een hiervan afgeleid type waarmee water uit de polders gepompt kon worden. Nadat de draaibare kap was uitgevonden kwam meer ruimte in de onderbouw beschikbaar. Nu hoefde alleen de kap met de wieken nog maar op de wind gedraaid te worden. Niet lang hierna ontwikkelde men molens die gebruikt werden voor andere doelen: papiermolens, oliemolens, houtzaagmolens, verfmolens, pelmolens etc.

Midden vorige eeuw waren nog ongeveer 10.000 windmolens in Nederland in gebruik, maar sinds die tijd is dit aantal sterk gedaald. Nu staan er nog ruim 1000 molens verspreid over het land. Daarnaast zijn er nog ongeveer 500 molenrestanten te vinden, soms als ruine of soms als afgeknotte romp, in gebruik als woonhuis.

De eerste windmolens die op Goeree-Overflakkee gestaan hebben waren zeker van het type standerdmolen en geheel van hout. Langzaam maar zeker zijn deze molens vervangen door stenen bovenkruiers: stellingmolens en grondzeilers.

Praktisch elk dorp van belang had vroeger een eigen (koren)molen, zo ook op Goeree-Overflakkee. Deze molens maalden koren tot meel voor menselijke consumptie, maar verwerkten ook graan tot veevoeder. Zelfs waren sommige molens uitgerust met een zgn. ‘pelsteen’. Hiermee werd rijst en gort gepeld voor menselijke consumptie.

Rond 1895 stonden er op het eiland 20 windmolens: 17 korenmolens en 3 poldermolens (watermolens). Hiervan zijn er nu nog 12 korenmolens in draaivaardige staat over.